2.2.1 Saldo van baten en lasten (begrotingssaldo) 2022
In deze Zomernota is het saldo van baten en lasten (begrotingssaldo) geraamd op € 17,282 miljoen voordelig. Dit bestaat vanuit € 20,489 miljoen uit voordelen en -/- € 3,207 miljoen uit financieel nadelige ontwikkelingen, welke we hieronder nader toelichten:
Bijstellingen met een voordelig effect | Programma | Bedrag |
---|---|---|
Hoger accres provinciefonds | Algemene middelen | € 11.911.000 |
Vrijval budget hoogspanningskabels | 3. | € 1.798.000 |
Minder subsidies doorstroming OV | 6. | € 1.486.000 |
Vrijval kapitaallasten | 5. en 6. | € 1.460.000 |
Voordelige afrekening project Driebergen-Zeist | 5. | € 1.143.000 |
Kasritme effecten | 3., 5. en 7. | € 873.000 |
Hogere opbrengst opcenten MRB | Algemene middelen | € 686.000 |
Minder subsidies knooppunten Bereikbaarheid | 5. | € 400.000 |
Extra baten cultuur en erfgoed | 7. | € 307.000 |
Voordelig jaarrekeningresultaat IPO 2021 | 9. | € 205.000 |
Afwikkeling balanspost OV | 6. | € 143.000 |
Vrijval beperkt deelbudget bodemdaling Veenweiden | 3. | € 62.000 |
Extra baat Smart Industry Hub | 8. | € 15.000 |
Voordelig effect op het saldo van baten en lasten | € 20.489.000 |
Bijstellingen met een nadelig effect | Programma | Bedrag |
---|---|---|
Uitvoeringsverordening subsidie versterking vitaliteit binnensteden, dorpskernen en winkelcentra | 8. | € 1.434.000 |
Lagere te ontvangen baat Rijksafkoopsom Merwedekanaal | 5. | € 1.200.000 |
Opleidingskosten tram- en buschauffeurs (niet activeerbaar) | 6. | € 257.000 |
Uitvoeringsagenda ontwikkelbeeld 'Regio Amersfoort Centraal!' | 1. | € 125.000 |
Nagekomen kosten Rekenkamer-onderzoek | 9. | € 71.000 |
Herijking kwaliteitsgids | 1. | € 70.000 |
Incidentele formatie voor het kansenmakersteam | 9. | € 50.000 |
Nadelig effect op het saldo van baten en lasten | € 3.207.000 |
Per saldo is daarmee sprake van een toename van het saldo van baten en lasten van € 17,282 miljoen voordelig (€ 20,489 miljoen -/- € 3,207 miljoen).
Beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer (BVOV-2022)
Wij ramen in 2022 een voorlopige ontvangst van € 28 miljoen als bijdrage van het Rijk aan OV, vanwege de lagere reizigersaantallen in nasleep van de lockdownmaatregelen door het Corona virus. Deze bijdrage gaat echter door naar de concessiehouders en leidt tot een even grote lastenstijging. Per saldo pakt dit dus neutraal uit voor het saldo van baten en lasten, en vandaar dat wij deze bedragen niet hebben meegenomen in de voorgaande toelichtingen.
Storting in bestemmingsreserve OV-concessie
In de Meicirculaire is ook genoemd dat we compensatie ontvangen voor de gederfde opcenten op elektrische auto’s die vrijgesteld zijn van motorrijtuigenbelasting. Dit betreft € 13.554.000 voor het jaar 2022. Conform hetgeen we hierover hebben opgenomen in de Kadernota 2023-2026, stellen we voor om dit bedrag direct te storten in de bestemmingsreserve OV-concessie. Per saldo heeft deze extra opbrengst daarom geen effect op het saldo van baten en lasten in 2022.
Stortingen in en/of onttrekkingen aan de saldireserve
In deze Zomernota zijn onderstaande mutaties in de saldireserve verwerkt:
- In de categorie ‘Bijstellingen tot Zomernota’ wordt € 2.062.000 gestort in de saldireserve, over de verwerking van vrijval van een drietal bestemmingsreserves vanuit het Statenvoorstel bij de jaarstukken 2021;
- In de categorie ‘Bijstellingen tot Zomernota’ wordt voor € 23.401.000 onttrokken aan de saldireserve over de verwerking van de bestemmingsvoorstellen vanuit het Statenvoorstel bij de jaarstukken 2021;
- In de categorie ‘Bijstellingen tot Zomernota’ wordt voor € 2.000.000 onttrokken aan de saldireserve betreffende verwerking van het Statenvoorstel ‘Uitbreiding Steunpakket Cultuur & Erfgoed COVID-19’ dat op 23 maart door uw Staten is vastgesteld;
- In de categorie ‘Bijstellingen tot Zomernota’ wordt voor € 750.000 onttrokken aan de saldireserve betreffende de verwerking van het Statenvoorstel ‘Vroegefasefinanciering (VFF) innovatieve bedrijven’ dat op 11 mei door uw Staten is vastgesteld.
2.2.2 Samenvattend financieel beeld bijgestelde begroting Zomernota en realisatie per 31 mei 2022
In onderstaande tabel is inzichtelijk gemaakt dat in deze Zomernota wordt voorgesteld om het lastensaldo te verhogen met € 2,4 miljoen, en het batensaldo te verhogen met € 62,8 miljoen. Hierbij zij opgemerkt dat in deze bijstellingen een schatting is gemaakt dat de van het Rijk te ontvangen beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer als gevolg van corona voor het jaar 2022 ongeveer € 28 miljoen bedraagt. Op basis van de nog definitief te maken afspraken hierover zal het definitieve bedrag worden verwerkt in de Slotwijziging 2022. In de afgelopen jaren ging dit ook om een substantieel bedrag (ruim € 37 miljoen in 2020 en € 44 miljoen in 2021). Exclusief de genoemde vergoeding wordt het lastensaldo naar beneden bijgesteld met ruim € 25 miljoen, terwijl het batensaldo toeneemt met bijna € 35 miljoen.
Naast de bijstellingen die betrekking hebben op de exploitatielasten en -baten, wordt ook voorgesteld om de verschillende reserves te muteren. Per saldo stellen we voor om ruim € 92 miljoen extra in de diverse reserves te storten, en tegelijkertijd voor een bedrag van bijna € 49 miljoen aan de diverse reserves te onttrekken. In paragraaf 2.2.4 ‘Overzicht verwachte ontwikkeling van de reserves in 2022’ hebben wij dit inzichtelijk gemaakt.
Ook zijn de realisatiecijfers die in de periode januari t/m mei 2022 zijn verantwoord in deze Zomernota opgenomen. In paragraaf 2.2.3 'Analyse bijgestelde begroting (stand Zomernota) in relatie tot de realisatie per 31 mei 2022’ wordt dit inzichtelijk gemaakt met behulp van diverse visualisaties.
2.2.3 Analyse bijgestelde begroting (stand Zomernota) in relatie tot de realisatie per 31 mei 2022
In deze paragraaf wordt met behulp van visualisaties inzicht gegeven in de financiële stand van zaken in deze Zomernota. De toelichtende tekst volgt ná de visualisatie.
Saldo van baten en lasten (begrotingssaldo)
In deze Zomernota komt het saldo van baten en lasten uit op ruim € 17 miljoen voordelig. Dit saldo zal dan, na vaststelling van de jaarstukken 2022, gestort worden in de saldireserve. Op basis van onze ervaring is de verwachting overigens dat richting het einde van dit jaar zal blijken dat dit saldo toch nog voordeliger uitvalt dan nu is voorzien. In het Statenvoorstel bij deze Zomernota licht GS dit toe bij ‘Het beeld uit de Zomernota 2022 op hoofdlijnen’. Mede om die reden is al bij vaststelling van de Begroting 2022 voor dit jaar rekening gehouden met een verwachte onderbesteding van 3% op de materiële budgetten van € 7,3 miljoen en voor € 0,7 miljoen aan lagere personele lasten. In de toelichtende teksten bij de programma’s wordt dit aangeduid als ‘voortgang vertragingsfactor’. In het laatste planning- en control product van 2022, de Slotwijziging, zullen wij opnieuw een geactualiseerd beeld verstrekken.
Exploitatielasten
Na vaststelling van de voorgestelde begrotingswijzingen bedraagt het begrote lastensaldo in de programma’s en het Overzicht Overhead voor 2022 € 537 miljoen. Dit is inclusief de inschatting dat we ongeveer € 28 miljoen aan beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer ontvangen van het Rijk, die we vervolgens doorstorten aan de concessiehouders. Als hiermee rekening wordt gehouden, dan wijkt de bijgestelde begroting nauwelijks af ten opzichte van de primaire begroting 2022. Cijfermatig wordt dit verklaard doordat de verwerking van de bestemmingsvoorstellen vanuit de jaarstukken 2021 (+ € 19 miljoen aan lasten) en de eerder vastgestelde Statenvoorstellen (+ € 2,75 miljoen) bijna gelijk is aan de bijstellingen die in de Zomernota worden voorgesteld (-/- € 25 miljoen aan lasten). In aanloop naar de Slotwijziging 2022 zullen we wederom een aanvullende, kritische check doen op het realiteitsgehalte van het nu geraamde lastenbedrag.
De begrote € 537 miljoen aan exploitatielasten heeft betrekking op de negen programma’s en het Overzicht Overhead. De programma’s van Bereikbaarheid nemen gezamenlijk 53% van de lasten voor hun rekening.
In deze Zomernota zijn bij elk programma per beleidsdoel ook de realisatiecijfers per 31 mei 2022 getoond. In bovenstaande visualisatie is daarbij de vergelijking gemaakt met de bijgestelde begroting ná verwerking van de voorgestelde begrotingswijzigingen in deze Zomernota. Het gerealiseerde lastensaldo bedraagt per 31 mei ongeveer € 180 miljoen. Dat is 34% van het begrote lastensaldo en is minder dan hetgeen op basis van 5/12 e qua aantal maanden mag worden verwacht (42%). Opgemerkt hierbij zij dat in programma 6. Bereikbaarheid II – Openbaar Vervoer een begrotingsbijstelling in deze Zomernota van € 28 miljoen is geraamd aan vergoeding van het openbaar vervoer die wordt doorgestort aan de concessiehouders. Deze vergoeding is toegezegd maar hebben we nog niet ontvangen, en is dus nog niet opgenomen in de realisatie. Als dat wel het geval zou zijn dan zou er ongeveer € 12 miljoen aan lasten verantwoord zijn (5/12e van € 28 miljoen). Rekening houdend met deze majeure bijstelling zou het lastensaldo per 31 mei uit zijn gekomen op ongeveer € 192 miljoen, dat overeenkomt met 36% van het begrote lastensaldo voor 2022. En bij het programma 6 Bereikbaarheid OV zou het percentage van de realisatie alsdan niet 28% maar 34% zijn.
De programma’s die verhoudingsgewijs in deze Zomernota met name een lager dan verwachte realisatie laten zien worden hieronder beknopt toegelicht:
- Programma 3. Bodem, water en milieu
- Van de geraamde € 1,3 miljoen aan grondwaterheffing is pas € 40.000 besteed. De inschatting is dat in de diverse projecten die hieruit gedekt worden in de resterende maanden van het jaar de kosten gaan vallen.
- Van de geraamde € 2,1 miljoen aan klimaatadaptatie is € 900.000 besteed. Deze subsidieregeling was in 2021 succesvol overtekend, en de verwachting is dat dit ook in 2022 het geval is. En dat daarmee dus de lasten in de 2e helft van 2022 worden verantwoord.
- Van de geraamde € 3,9 miljoen aan gezonde leefomgeving is € 1,8 miljoen besteed. De resterende middelen worden verstrekt aan de RUD in de overige maanden van 2022.
- Van de geraamde € 4,2 miljoen aan bodemdaling is pas € 0,2 miljoen besteed. In deze Zomernota wordt al voorgesteld om het budget met € 1 miljoen te verlagen. Het gebiedsproces is gestart in 2022 met een doorloop naar 2023. Ook geldt dat er verschillende subsidieaanvragen voor deze post zijn binnengekomen of dat verwachten wij op korte termijn. Opgeteld benaderen deze aanvragen na toekenning het beschikbare (en afgeraamde) bedrag in de begroting.
- Programma 5. Bereikbaarheid I – Algemeen
- Bij beleidsdoel 5.1 provinciale (vaar)wegen zien we dat investerings- en onderhoudsprojecten (MIP en MOP) vertraging oplopen door te weinig beschikbare capaciteit. Anderzijds zien we grote prijsstijgingen. Het is op dit moment nog lastig aan te geven wat van deze beide effecten het nettoresultaat zal zijn. Los hiervan worden bij de infraprojecten, zowel investeringen als beheer en onderhoud, de meeste kosten gemaakt in de periode april-november. En veel (eind)facturen van aannemers volgen dan in november/december. Er is dus geen sprake van een gelijkmatig verdeling van verricht werk en lastneming door het jaar heen.
- Bij beleidsdoel 5.3 Fiets zien we enerzijds dat investeringsprojecten vertraging oplopen door te weinig beschikbare capaciteit. Anderzijds zien we grote prijsstijgingen. Het is op dit moment nog lastig aan te geven wat van deze beide effecten het nettoresultaat zal zijn. We zien voor mobiliteit ook al een paar jaar dat gemeenten hun subsidie aanvragen vooral indienen in de periode april-begin juli en net na de zomer (eind oktober) en veel minder aan het begin van het jaar. Uit contacten met gemeenten weten we dat er dus nog veel aanvragen aankomen, maar hebben wij deze dus nog niet ontvangen. Maar ook hier is het in lijn der verwachting dat het percentage realisatie achterloopt t.o.v. het aantal maanden dat is verstreken. Mocht het aantal aanvragen alsnog tegenvallen (ook bij gemeenten komt men immers personeel tekort om projecten uit te voeren, en inhuur is ook lastig door tekorten) dan stellen we dit bij in de Slotwijziging. Bij de doorfietsroutes spelen beide voorgaande effecten, aangezien die uit zowel investerings- als subsidie- en als volmacht projecten bestaat.
- Bij beleidsdoel 5.4 Verkeersveiligheid is onze verwachting dat veel gemeenten wachten op publicatie van de Rijksregeling 'Impulsgelden verkeersveiligheid' in het 2e/3e kwartaal van 2022. Door de 'Impulsgelden verkeersveiligheid' te combineren met subsidie van de provincie Utrecht kunnen gemeenten verkeersveiligheidsverbeteringen treffen zonder eigen middelen. Wij verwachten daarom een toename in aanvragen in die kwartalen. Tegelijkertijd blijft het onzeker of gemeenten daadwerkelijk overgaan tot het doen van subsidieaanvragen. Op dit moment lopen diverse gesprekken met gemeenten over mogelijke aanvragen.
- Programma 6. Bereikbaarheid II – Openbaar vervoer
- Voor het beheer en onderhoud geldt dat de werkzaamheden van het MOP conform de planning worden uitgevoerd. Wel zit er druk op capaciteit enerzijds (vertragend effect) en op budgetten (stijgende prijzen) anderzijds. Het netto-effect hiervan is op dit moment nog niet duidelijk.
Ook bij de andere programma’s is een analyse uitgevoerd naar de mate waarin de realisatie zich nu verhoudt tot de opgenomen budgetten en wat mogelijke verklaringen zijn voor een achterblijvend percentage. Een opsomming van enkele verklaringen:
- De omvangrijke subsidieregeling voor restauraties van rijksmonumenten (erfgoedparels) moet nog beschikt worden, maar er zijn aanvragen voldoende.
- Een deel van de bijdragen aan recreatieschappen en routebureau moet nog worden betaald. Dit zijn omvangrijke én zekere bestedingen.
- Er zit al een aantal uitgaven in de pijplijn, zoals het inrichten van de learning community voor alle samenwerkende partijen, de doorontwikkeling van MaakJeStap (het regionale LLO-platform) en investeringen in een tweetal impulsplannen. Ook wordt er een projectadviseur toegevoegd aan het uitvoeringsteam.
- In de diverse programma’s dienen nog detacheringslasten te worden verwerkt, die we veelal in het tweede halfjaar ontvangen en dan verwerkt worden.
- Ook voor programma’s die werken met diverse subsidieregelingen, waaronder Energietransitie, geldt dat gedurende de resterende maanden van het jaar nog aanvragen worden verwacht. Nadat die zijn ontvangen en beoordeeld kan een betere inschatting worden gemaakt of dat tot een lastneming in het jaar 2022 zal leiden.
In bovenstaande visualisatie is inzichtelijk gemaakt hoe de begrote lasten van € 539 miljoen zijn opgebouwd in de begroting. De procentuele verdeling van de begrote lasten ligt in lijn met de gepresenteerde cijfers in de jaarstukken 2021.
De te verstrekken subsidies (inclusief inkomensoverdrachten) vormen met € 221 miljoen (41%) daarbij de hoofdmoot van de begroting. De post ‘materiële lasten’, goed voor bijna 1/3 van de begrootte lasten is met € 170 miljoen opgebouwd uit een grote variatie aan verschillende uitgaven, waaronder de kosten voor beheer en onderhoud van het wegennet en het openbaar vervoer, de vervoerskosten voor de regiotaxi, en de kosten die gepaard gaan met de aankoop van gronden voor o.a. het Natuurnetwerk Nederland. In de gerealiseerde lasten zijn dezelfde verhoudingen terug te zien.
In de cijfers tot en met 31 mei blijven vooral de materiële budgetten achter op de begroting.
Exploitatiebaten
Na vaststelling van de voorgestelde begrotingswijzingen bedraagt het begrote batensaldo voor 2022 € 479 miljoen. Dit is € 63 miljoen hoger dan eerder geraamd. De toename van het batensaldo ten opzichte van de primaire begroting wordt met name verklaard vanuit de ingeschatte bereikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer (€ 28 miljoen) en de positieve effecten vanuit de meicirculaire 2022 (€ 26,5 miljoen). Dit laatste bedrag betreft een toename van de uitkering (accres) van het provinciefonds inclusief de daarin opgenomen compensatie voor derving opcenten motorrijtuigenbelasting elektrische auto’s (€ 13,6 miljoen).
In bovenstaande visualisatie is inzichtelijk gemaakt hoe de begrote baten van € 479 miljoen zijn opgebouwd in de begroting. De verdeling van de begrote baten komt overeen met de gepresenteerde cijfers in de jaarstukken 2021 (de rechtse visualisatie). De uitkering uit het provinciefonds blijft de grootste inkomstenbron voor de provincie, gevolgd door de opcenten die we heffen op de motorrijtuigenbelasting. De post ‘bijdragen van derden’ is opgebouwd uit diverse verwachte inkomsten, zoals de huurbaten van de OV-infrastructuur en van externe huurders van het provinciehuis. Ook diverse (specifieke) bijdragen van het Rijk en te ontvangen bijdragen van gemeenten worden hiertoe gerekend.
2.2.4 Overzicht verwachte ontwikkeling van de reserves in 2022
Het werken met bestemmingsreserves is kenmerkend voor organisaties zonder winstoogmerk in het algemeen en voor overheidsorganisaties in het bijzonder. Bij deze organisaties staat immers niet het maken van winst en daarmee de groei van het eigen vermogen centraal, maar het behalen van bepaalde maatschappelijke doelen. Dit soort doelen is vaak zo groot en ingewikkeld, dat ze niet in één jaar te bereiken zijn. Denk bijvoorbeeld maar aan de ontwikkeling van een vitaal landelijk gebied of de verbetering van de bereikbaarheid van onze provincie. Hierbij is het dus nodig om geld meerjarig beschikbaar te houden. In lijn met de recentelijk door uw Staten vastgestelde Nota Reserves en voorzieningen (2022) is het uitgangspunt om dat zo veel mogelijk via de exploitatie te laten verlopen en zo min mogelijk te werken met reserves. Alleen wanneer dat niet mogelijk is, ligt de inzet van bestemmingsreserves voor de hand. Daarbij geldt als minimale omvang een bedrag van € 1 mln.
Ook in het jaar 2022 is sprake van omvangrijke financiële mutaties die via de reserves worden afgewikkeld. Ná verwerking van de voorgestelde begrotingswijzigingen in deze Zomernota gaat het om bijna € 187 miljoen aan onttrekkingen, waarvan € 161 miljoen betrekking heeft op het lopende jaar. Het resterende deel van € 25 miljoen betreft de verwerking van de resultaatbestemmingen uit de jaarstukken 2021. Daarnaast wordt er in de diverse reserves een bedrag gestort van € 169 miljoen, waarvan € 102 miljoen betrekking heeft op het lopende jaar. Het resterende deel van € 67 miljoen betreft de verwerking van de resultaatbestemmingen uit de jaarstukken 2021.
In onderstaande tabel is inzichtelijk gemaakt welke bedragen er zijn begroot om in de verschillende reserves te worden gestort en/of daaraan te onttrekken. Eén bestemmingsreserve is gemarkeerd met een asterisk (*), om duidelijk te maken dat deze wordt opgeheven. Van de reserves die per eind 2022 naar verwachting een omvang zullen hebben die kleiner is dan het grensbedrag van € 1 mln. zullen we bij de jaarstukken 2022 voorstellen om die reserves op te heffen, waarbij uiteraard oplossingsrichtingen worden voorgesteld voor financiële knelpunten die dan mogelijkerwijs ontstaan.
2.2.5 Financiële bijstellingen Zomernota met meerjarig effect
In deze Zomernota zijn diverse meerjarige bijstellingen opgenomen. Ofwel, we muteren niet alleen de begroting 2022 maar ook die van het jaar (of jaren) daarna. De meeste van die mutaties zijn over de jaren heen (cumulatief) saldo neutraal en beïnvloeden dus niet het begrotingssaldo. Enkele voorbeelden ter illustratie:
- In deze Zomernota worden de effecten van de cao uit 2021 meerjarig verwerkt. Dat leidt tot een structurele ophoging van de personeelslasten in de diverse programma's, terwijl gelijktijdig voor hetzelfde bedrag de stelpost loon/prijscompensatie structureel wordt verlaagd.
- In deze Zomernota wordt voor ongeveer € 5 miljoen de begroting verlaagd qua lasten die betrekking hebben op meerjarige programma's en projecten. Omdat we bijvoorbeeld een beter zicht hebben op welke activiteiten in welk jaar gerealiseerd gaan worden. Die middelen worden gestort in de betreffende bestemmingsreserve, en worden vervolgens vanaf 2023 en verder geraamd om te onttrekken.
Sommige meerjarige bijstellingen hebben wél een effect op het meerjarige begrotingssaldo. Die bijstellingen zijn hieronder apart inzichtelijk gemaakt:
- In programma 3. Bodem, water en milieu wordt het lastenbudget in 2022 verlaagd, en vervolgens geraamd in de jaren 2023 tot en met 2025. Omdat er hier geen bestemmingsreserve voor is ingesteld, verloopt dit via het begrotingssaldo.
- In programma 5. Bereikbaarheid I - Algemeen en in programma 8. Economie wordt gemeld dat de revisie van het fietsknooppuntensysteem als investeringskrediet via de Begroting 2023 zal worden aangevraagd. Dat betekent dat de nu opgenomen lastenbudgetten kunnen vrijvallen. De kapitaallasten van het fietsknooppuntensysteem, geraamd op € 226.000 per jaar voor een periode van 5 jaar, worden betrokken bij de actualisatie van het MIP bij de Begroting 2023.
- In programma 5. Bereikbaarheid I - Algemeen wordt gemeld dat in boekjaar 2021 een subsidie volledig als last is verantwoord, terwijl het budget nog geraamd staat in de jaren daarna. Die middelen kunnen vrijvallen ten gunste van het begrotingssaldo.
- In programma 7. Cultuur en erfgoed wordt gemeld dat ook in het jaar 2023 er een opbrengst wordt verwacht voor onderhoud recreatiegebieden. Dat kan ten gunste van het begrotingssaldo worden gebracht.
- Bij de Algemene middelen worden de meerjarige effecten vanuit de Meicirculaire provinciefonds 2022 verwerkt die ten gunste komen van het begrotingssaldo.
Onderstaande tabel geeft een totaaloverzicht van de financiële effecten vanuit bijstellingen in deze Zomernota met een meerjarig financieel effect. De onderstaande regel "Saldo effect" geeft aan wat het effect is van deze bijstellingen op het begrotingssaldo in de jaren 2023 tot en met 2026.