4.1.1 Financieringsinstrumenten
Inleiding
De inzet van financiële beleidsinstrumenten, zoals geborgde leningen en verstrekte leningen, past bij de tijdsgeest waarin de provincie en andere lokale overheden in toenemende mate kiezen voor een faciliterende rol. Dit betekent dat zij realisatie van publieke doelstellingen steeds vaker geheel of gedeeltelijk onderbrengen bij (private) partijen.
Vanuit het beleid wordt als eerste beoordeeld of een financieringsinstrument geschikt is om bij te dragen aan de te realiseren doelen. In de nota Financieringsbeleid zijn de kaders van de financieringsinstrumenten vastgesteld. Provinciale Staten worden in de Zomernota geïnformeerd over de huidige en te verwachte geborgde en de verstrekte leningen in 2022.
Garantstellingen
Borg- en garantstelling (gebaseerd op artikel 7:850 e.v. van het Burgerlijk wetboek) zijn beide middelen om wederpartijen een extra vorm van zekerheid te bieden dat een geldvordering voldaan zal worden. Een borgstelling kan pas worden ingeroepen als de schuldenaar niet aan zijn verplichtingen
voldoet. Een garantstelling wordt afgesloten in een overeenkomst en daarin worden de condities opgenomen wanneer de garantstelling door de schuldeiser wordt ingeroepen en de voorwaarden die op de garantstelling van toepassing zijn. Voor een garantstelling wordt gekozen wanneer financiers
niet bereid zijn (volledige) financiering te verstrekken onder voorwaarde passend bij het maatschappelijk gewenste resultaat, zonder een garantstelling.
In de nota Financieringsbeleid is de grens van het garantieplafond bepaald op € 40 miljoen. Provincie Utrecht staat nu garant voor ongeveer € 20 miljoen en bevindt zich hiermee ruim onder het garantieplafond.
Verstrekte leningen
In de nota Financieringen is opgenomen dat PS in de P&C producten geïnformeerd wordt over het verloop van de verstrekte leningen. Een voorwaarde hiervan is dat onder meer de omvang van de verstrekte leningen onder het plafond van € 20 mln. blijft. De omvang van de verstrekte leningen zit ruim onder € 10 mln. De verwachting is niet dat het plafond in 2022 overschreden wordt.
4.1.2 Financieringsbehoefte
Elk jaar is, als onderdeel van de begroting, een inschatting gemaakt van de ontwikkeling van de liquide middelen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de geprognosticeerde balans, waarin wordt samengevat hoe de bezittingen en schulden zich gaan ontwikkelen op basis van de cijfers die in de begroting zijn opgenomen. In de tussentijdse rapportages, zoals de Voorjaarsrapportage of Zomernota, wordt geen geprognosticeerde balans opgenomen.
In de Begroting 2022 die op 29 september 2021 aan Provinciale Staten is opgestuurd is de meest recente inschatting opgenomen van de ontwikkeling van de liquiditeiten over de jaren 2021 en 2022. Destijds is ingeschat dat er een financieringsbehoefte zou ontstaan van € 20,9 mln. per ultimo 2021 en vervolgens in 2022 zal stijgen met € 145,3 mln. naar € 166,2 mln. per ultimo 2022.
In de Jaarrekening 2021 is echter vastgesteld dat er per saldo circa € 93 mln. minder aan liquide middelen is uitgestroomd dan verwacht. Het verschil, wat op hoofdlijnen in de jaarrekening is verklaard, resulteerde in een positief saldo aan liquide middelen van circa € 101,6 mln. per ultimo 2021 in plaats van de ingeschatte financieringsbehoefte. Op basis van de Begroting 2022 zal de stand liquide middelen met € 145,3 mln. dalen waardoor, ook op basis van de stand liquide middelen opgenomen in de Jaarrekening 2021, er in 2022 een financieringsbehoefte zou ontstaan. Tot en met mei zien we echter dat de gelden die zijn uitgezet bij de schatkist ruim boven de € 80 mln. blijven.
Vooralsnog zien wij niet de verwachtte daling van het saldo liquide middelen zoals opgenomen in de begroting. Wekelijks wordt het saldo liquide middelen geraadpleegd en wordt er geïnventariseerd of het aantrekken van financiering op korte termijn nodig blijkt. Wanneer het saldo onder € 30 mln. dreigt te komen zal er financiering aangetrokken worden zodat het saldo daarna maximaal € 50 mln. bedraagt en een optimale liquiditeitsbuffer beschikbaar blijft.